Geschiedenis tot 1840
Geschiedenis tot 1840
De geschiedenis van De Kilsdonkse Molen gaat in ieder geval terug tot de Middeleeuwen. Een oprichtingsakte is tot nu toe niet gevonden. Maar in de Schepenprotocollen van Den Bosch bevindt zich een akte van 30 augustus 1433, waarin een gedeelte van het eigendom van “een watermolen met twee raderen, gelegen in de parochie van Dinther op een plaats genaamd Kilsdonck” wordt overgedragen. Dit is het oudst bekende document, waarin de molen expliciet genoemd wordt. Uit de akte blijkt dat de molen toen al enige tijd bestond..
In latere documenten wordt meestal over koren- en oliemolen gesproken, waarmee de twee genoemde raderen ongetwijfeld verklaard zijn. Het lijkt waarschijnlijk dat de molen zelfs al veel eerder bestond.
De rechteroever van de Aa kent een zeer lange bewoningsgeschiedenis met vele kernen. Deze bewoning vereiste de aanwezigheid van één of meerdere molens. De molen van Stipdonk (zuidelijk van Helmond) bestond al in 1179. Waarschijnlijk bestonden alle watermolens op de oevers van Aa reeds vóór 1300. Een akte uit 1233 is door sommige historici wel in verband gebracht met De Kilsdonkse Molen, maar lijkt gezien de plaatsbepaling “per ascensum Nove Beke” (bij de monding van de Nieuwe Beek) betrekking te hebben op de molen van Middelrode
Raadselachtig is de vermelding van een “Oude Molen” bij Heeswijk op de van Hendrik Verhees uit 1803, compleet met het restant van de aparte molentak van de rivier. Misschien is dit een vroegere locatie van De Kilsdonkse Molen waardoor oude documenten niet gemakkelijk met deze molen in verband kunnen worden gebracht.
De waterafvoer van de Aa is altijd problematisch geweest. Vooral bij Dinther resulteerden overstromingen snel in schade aan de gewassen. Om die reden was al in 1491 bepaald dat alleen van oktober tot en met maart met de molen gewerkt mocht worden. De rest van het jaar moest het water onbelemmerd kunnen doorstromen.
Lange tijd waren De Kilsdonkse Molen en de windmolen van Heeswijk in dezelfde hand en werden deze vaak zelfs bediend door dezelfde molenaar. Het verbod om in de zomer met de watermolen te werken had daardoor geen ernstige gevolgen voor de boeren en de molenaar.
In 1799 werden de molens verkocht door de heer van Heeswijk en kwamen toen in verschillende handen. Voor Nicolaas Coppens, de nieuwe eigenaar van De Kilsdonkse Molen, werd het toen wel een probleem dat hij in de zomer niet mocht malen, en hij vroeg dan ook al snel vergunning om een windmolen bij de watermolen te mogen bouwen. Deze vergunning werd lang geweigerd. Tenslotte bouwde Coppens in 1813 dan maar zonder toestemming een windmolen. Zowel de koren- als oliemolen (beide watermolens) en de windmolen waren van hout.
In 1840, toen de molens eigendom waren van Cornelis van Aert, brandde het complex af. Terstond begon Van Aert in 1842 aan de herbouw.